Met vallen en opstaan, maar DNF is geen optie!
Amper 5 dagen na mijn thuiskomst van Kaapstad en een Belgische ploegentitel later, vertrok ik naar het Chinese Chengdu voor mijn 1ste World Cup van het seizoen. We verbleven in een groot hotel met een 50m-bad en grote fitnesszaal en konden er vrij goed trainen. Het was er wel zeer warm en de smog was tijdens het lopen ook wel te voelen. Ook de jetlag richting oosten blijkt een raar beestje te zijn: 2u klaarwakker zijn in het midden van de nacht was voor niemand een uitzondering. Ondanks dat en last van mijn bekken tijdens het zwemmen, voelden de trainingen goed aan. Om steken te vermijden, lette ik heel de week goed op met wat ik at en deed ik dagelijks mijn oefeningen van de kinesist. Ook het Chinese (Clenbuterol)vlees werd vermeden.
Op zaterdag 9/5 stond ik op het warmste uur van de dag op het startponton te midden van een speciaal aangelegde ‘Triathlon Venue’. Ik had een redelijke zwemstart, maar halverwege kwam de pijn in mijn bekken weer op, wat me moeite kostte om mijn beenslag goed uit te voeren. Ik verloor nog wat plaatsen aan één van de laatste boeien, maar dankzij een redelijke T1 kon ik nog aansluiting maken bij een goed groepje, dat uiteindelijk net voor T2 aansluiting maakte met de kopgroep. Het ging een loopwedstrijd worden, want de fietsgroep achter ons sloot ook nog aan waardoor bijna heel het deelnemersveld samensmolt. Ik had een matige T2 (valpartij voor mij) en kwam rond de 10-15e plaats de wissel uit. Het was 33°C (gevoelstemperatuur 36°C) en de aanvangskilometers gingen te snel voor mij. Ik besloot mijn eigen tempo te lopen en was er quasi zeker van dat er slachtoffers van de warmte zouden vallen. In de 2e ronde leek dat bevestigd te worden en schoof ik op van de 18e naar de 13e plaats, maar daarna wou het niet meer vlotten. Mijn benen wilden niet meer. Ik haalde nog wel vlak voor de finish een atlete in, maar werd op mijn beurt op de finishlijn geklopt door iemand anders en werd zo slechts 23ste. Niet waarvoor ik naar Chengdu gekomen was. Een klein lichtpunt was dat ik mijn Olympisch puntensaldo in de laatste wedstrijd van de 1e kwalificatieronde een klein beetje kon opkrikken en de kaap van de 1400ptn overschreed. Alle kleine beetjes kunnen bepalend zijn aan het einde van de rit, maar het was vooral ontgoocheling die overheerste.
Ik begon me vragen te stellen waarom ik mijn goede trainingsgevoel niet kon omzetten in resultaten. Ik overlegde met Bart en hij verwachtte ook duidelijk meer o.b.v. mijn trainingen. Achteraf bekeken, waren er een aantal signalen die een verklaring kunnen geven: o.a. uitdroging aangezien ik me duizelig voelde na de aankomst, ik de laatste 2 dagen voor de wedstrijd 1,5kg verloor (niet normaal als je aan ‘carboloading’ gedaan hebt) en mijn rug helemaal verbrand was. Ook de rugproblemen, een niet-verwerkte jetlag, de smog en het niet nemen van mijn energiegel uit schrik voor steken (zeker met de warmte) kunnen mee bepalend zijn geweest. Ik had duidelijk een gebrek aan energie tijdens het lopen. Een ijsbad en een uur in de Athlete’s Lounge later probeerde ik de moed bij elkaar te rapen om de 14km naar het hotel los te fietsen, maar mijn lichaam had duidelijk moeite om opnieuw in de warmte en de zon te komen.
Ik moest me dus herstellen voor de WTS een week later in Yokohama (Japan) en dat was niet gemakkelijk. We reisden zondag door naar Chiba, waar het trainingscentrum van de Japanse ploeg ligt. We verbleven er met enkele Mexicanen, Brazilianen, een Chileen, een Amerikaan en enkele Japanse atleten. Mijn rug was er zondag nog slechter aan toe en mijn bovenbenen waren ongewoon stijf. Ik kon gelukkig bij de kinesist van de Japanse ploeg terecht en zijn palmares stelde me ook gerust: hij begeleidde de Japanse Olympische zwemploeg in Londen met o.a. meervoudig Olympisch kampioen Kosuke Kitajima (schoolslag). Hij stelde een blokkage in mijn bovenrug en een rotatie in mijn heupen vast. Ik hoopte dat de behandeling van 1,5u zijn werk zou doen. De pijn bleef nog wat nazeuren en, mede door een nog altijd niet-verteerde jetlag, gaf mijn lichaam tot de dag voor de wedstrijd een vermoeid gevoel. Niet hoopgevend voor de wedstrijd.
Omdat ik nog geen WTS-ranking had, kreeg ik een hoog startnummer maar dat vond ik niet zo erg. Zo hoefde ik niet wakker te liggen van de keuze voor de startplaats op het ponton. Ik kwam nog op een goede plaats terecht en had een vrij goede zwemstart. De atleten rondom mij lagen iets achter en ik had ruimte. Tot plots Murphy mij mentaal wou testen: we waren nog niet aan de 1e boei en de rits van mijn wetsuit sprong open. Dit bracht me mentaal even van mijn melk en ik werd langs alle kanten voorbij gezwommen. Op dat moment dacht ik dat mijn wedstrijd gedaan was, maar ik herpakte me: die 1e ronde moest ik toch uitzwemmen, dan kon ik het toch beter proberen en zien waar ik uitkwam. Ik had niets meer te verliezen. Het was nipt, maar ik besloot toch weer in te duiken en het nog een kans te geven. Ik kon me terug in de voeten zwemmen en zelfs nog wat opschuiven. Ondanks een matige T1 zat ik tot mijn eigen verbazing nog vrij gemakkelijk in de grootste fietsgroep, maar Murphy zat nog steeds op mijn schouder: een Mexicaanse atlete had door de regen haar remafstand aan het 180°-keerpunt kort na T1 waarschijnlijk verkeerd ingeschat en knalde recht op mijn achterwiel. Plots lag ik mee op de grond en zakte de moed opnieuw in mijn schoenen, die ik op dat moment nog niet aanhad. Ondanks al dat doorzetten in het zwemmen toch een DNF?
Hier was ik toch niet voor naar Japan gekomen? Na de 1e check van de lichamelijke schade en het feit dat ik Lisa Norden nog net zag passeren, besloot ik op te staan en het opnieuw een kans te geven. We kwamen nog dichtbij, maar haalden het niet. Na 1 ronde stelde ik vast dat door de val mijn remblokjes tegen mijn wielen sleepten (2 spaken waren kapot en de velg was gescheurd). Helaas hoorde ik achteraf dat Norden in het zwemmen een slag op haar hoofd gekregen had en duizelig was. We konden met 2 toch nog enkele atleten uit ons wiel rijden, maar het verklaarde direct waarom ik, op de 1e 10km na, weinig aan haar had en ze in mijn wiel bleef zitten. Op karakter reed ik voort. We raapten nog een 10-tal atleten op, maar ze kropen allemaal in mijn wiel. Ik kan me moeilijk voorstellen dat die atleten voldoening hadden in mijn wiel, want het leek meer op een extensieve duurrit. Geen eentje maakte echter aanstalten om over te nemen. Ik deed geen moeite om me er druk in te maken. De sessies met de mental coach zaten meer dan ooit in mijn hoofd en dat motiveerde me om door te bijten. En daar kan ik achteraf blij om zijn: niet alleen zal dit karakter me nog voort helpen in de toekomst maar ook mijn looptijd van 35’38” die ik op 2,5km na zonder tegenstand liep, gaat de goede richting uit. Zonder tegenslag had ik top 20 (en met meer tegenstand en moral mogelijk top 16) gehaald, nu maar 36e en magere Olympische punten om de 2e ronde mee te starten.
‘Als dit’ en ‘Als dat’ bestaat echter niet in de topsportwereld. Hopelijk kan ik mijn woorden dan ook eens omzetten in daden. Het zit erin, dus zal het er ook eens uitkomen. De pech zal wel eens wijken, de aanhouder wint!
Geplaatst op 20 mei 2015, in Geen categorie. Markeer de permalink als favoriet. 1 reactie.
Onze grootste prestatie is niet dat we nooit vallen, maar dat wel elke keer weer opstaan ! Je bent een doorzetter, mét talent. Je perfecte wedstrijd komt nog, geloof erin, ik duim 😉