Opnieuw een kleine stap voorwaarts
Afgelopen weekend ben ik 7de geworden op de World Cup in het Spaanse Palamos. Daarmee heb ik mijn beste prestatie op dit niveau met één plaats verbeterd en heel wat punten voor de ITU-ranking kunnen pakken, wat me meer zekerheid geeft voor startplaatsen voor de Word Triathlon Series. Met deze ranking zou ik redelijk zeker moeten zijn van startrecht in de WTS-finale op het Olympicsh parcours in Londen op 14/9.
De wedstrijd in Palamos begon met een valse noot omdat ik naar de voorlaatste plaats in de rij werd verwezen en dus geen keuze kreeg voor de startplaats (er was nog een triatlete die te laat was). Dat is de regel als je te laat op de wedstrijdbriefing komt maar in dit geval was het de fout van het LOC (Local Organizing Committee), die ons de verkeerde plaats had aangewezen. Als je al niet op een LOC kan vertrouwen, waarom dient dat dan? Om een lang verhaal kort te maken: ik was nog net op tijd binnen voor de briefing begon, maar de Spaanse ITU-official vond het nodig om zijn machtspositie prioritair te stellen aan mijn verhaal. Hij gaf me de kans niet meer om de startlijst af te tekenen en zette een dikke “LATE” achter mijn naam, voor geen enkele discussie vatbaar. Het toppunt van het verhaal is dat het uiteindelijk door de Spaanse “stiptheid” van de LOC-bus Barcelona-Palamos kwam dat we veel later dan voorzien ter plaatse aankwamen. Ik denk niet dat dit feit veel invloed had op mijn prestatie, maar toch had ik het gevoel dat me onrecht was aangedaan en daar kan ik niet tegen…
Na een matige eerste zwemronde kon ik in de tweede zwemronde opschuiven van de 23ste naar de 19de positie om vervolgens als 15de uit T1 te komen. Die eerste wissel gaat de laatste wedstrijden een pak beter. Na het nodige gesukkel om mijn fietsschoenen aan te trekken, moest ik echter nog voluit aan de bak om de aansluiting te maken met de 18-koppige groep waarin de meeste favorieten zaten. Helaas was er wel al een groepje van 5 heel goede zwemsters ontsnapt. In het begin leek de achterstand kleiner te worden maar vooral door het stilvallen van onze groep in de laatste rondes, kwamen we met 1’28” achterstand T2 binnen. Van mijn fietsprestatie was ik helemaal niet tevreden omdat ik op 1x na nooit een bijdrage heb kunnen leveren in de jacht op het kopgroepje. Het fietsparcours was met enkele korte stevige hellingen redelijk zwaar maar vooral smal en technisch, waardoor ik er amper in slaagde me in de voorste gelederen van de groep te zetten. Ruimte voor verbetering dus! Ik slaagde er wel in om op te schuiven richting T2 en tot mijn grote verbazing als eerste van onze groep met een kleine voorsprong aan het lopen te beginnen. Dat was niet verwacht, dus was het even zoeken naar het juiste tempo omdat ik niemand kort voor mij had. Ik besloot aan een redelijk tempo door te lopen, maar verwachtte wel dat anderen me gingen inhalen. Dan was het zaak om aan te pikken waar mogelijk. Na een halve loopronde bevond ik me in exact dezelfde situatie als in het Zuid-Afrikaanse East-London (maart 2013), op een constante afstand van enkele meters achter Kate Roberts (RSA). In Zuid-Afrika kon ik me na ¾ van het loopparcours voorbij Roberts werken en naarmate de wedstrijd vorderde, begon ik me meer en meer in te beelden dat ik dit hier misschien kon herhalen. Ik liep lang in 8ste positie, maar zou niet voldaan geweest zijn om mijn beste WC-prestatie louter te evenaren. Op zo’n 1,5km van het einde lukte het me dan ook om mijn kunstje van East-Londen te evenaren en op en over Roberts te gaan. Dit keer niet voor de winst, maar wel voor een verbetering van mijn WC-top 8. Geen extreme uitschieters in mijn prestaties tot hiertoe, maar wel een constant niveau in geleidelijk stijgende lijn.
Deze week staat in het teken van recuperatie voor de WTS in Hamburg, waar ik nog een keer alles wil geven alvorens een tussenpauze in te lassen voor de laatste wedstrijden van het seizoen.
In stijgende lijn
Het werd dringend tijd om eens een update te plaatsen. De mensen die mij op Facebook en/of Twitter volgen, zijn waarschijnlijk wel allemaal mee met wat ik de afgelopen maanden gepresteerd heb maar dat neemt niet weg dat mijn website dringend een update verdient. Bij deze…
De laatste update dateert dus van september 2012 toen ik juist Belgisch kampioen was geworden in Mechelen, waarna ik richting Oceanië ging om mijn seizoen af te sluiten met een stage aan de Australische Gold Coast als voorbereiding op de WTS-finale in Auckland (NZL). De stage van 10 dagen was vrij goed verlopen. Het zonnige weer maakte het aangenaam om de laatste trainingen van het seizoen af te werken. De wedstrijd in Auckland verliep jammer genoeg veel minder goed. Ik was niet alleen ontgoocheld dat ik de wedstrijd moest staken door 2x kettingproblemen en daaraan gekoppeld een val tijdens de eerste 3,5km maar ook mijn zwemprestatie was ondermaats. Ik had mijn seizoen immers liever met een goede prestatie afgesloten en zat met een heleboel vraagtekens in mijn hoofd.
Na een langere rustpauze dan de voorbije seizoenen werden de trainingen geleidelijk aan hervat. Ik was bij de hervatting veel meer uit vorm dan de vorige jaren. Om het met de woorden van kinesist Maarten Thysen te zeggen: “tijd voor een reset”. Bij de opstart van de looptrainingen stelde ik jammer genoeg ook vast dat de pijn die mijn teen sinds 3 dagen voor mijn Olympische race teisterde, niet verbeterd was. Dus besloten we toch een MRI te laten nemen in de hoop dat de aanleiding van die pijn gevonden zou worden. Een stressfractuur was de diagnose met nog 4 extra weken loopstop eraan verbonden. Enerzijds was ik blij met het weten van de oorzaak van de pijn, maar anderzijds was het terleurstellend om weer geen normale wintervoorbereiding in het lopen te hebben. Dat zou ik me toch zo graag eens gegund zien om in het lopen de stap vooruit te kunnen zetten, die er volgens mij zeker nog inzit. Maar goed er zat niets anders op dan de loopstop op te vangen met alternatieve trainingen.
Na een aanvaardbaar PK (3de) en een goed BK veldlopen (12de), was mijn eerste triatlon op 18/03 in East-London (RSA) gepland. Hoewel ik eigenlijk pas in San Diego aan het seizoen wilde beginnen, was het toch gewenst een voorbereidingswedstrijd in te plannen. Dat werd dus Zuid-Afrika, een land waar ik goede herinneringen aan had dankzij 2 podiumplaatsen in 2012. Nu zag ik er echter wat tegenop omdat de startlijst vrij beperkt was en ik me nog niet klaar voelde na dat zware Olympische jaar, maar wie weet was dit net de wedstrijd die ik nodig had om na een moeilijke winter wat extra motivatie op te doen. Ik denk dat de winst die ik daar behaald heb misschien wel de basis was voor het vervolg van het succesvol eerste seizoensdeel.
Op 19/04 stond ik in San Diego (USA) aan de start van de eerste WTS van het seizoen, wat altijd een beetje extra zenuwen met zich meebrengt. Ik kon mijn goede zwembeurt van het jaar voordien bevestigen en toonde bovendien dat het MTB-werk van de winter zijn vruchten begon af te werpen. Een top 20-plaats (of misschien nog iets meer) zat erin, maar helaas stond mijn lopen nog niet helemaal op punt. Op dit niveau moeten de 3 discplines sterk zijn, dus werd het een 22ste plaats. Weliswaar mijn beste WTS-resultaat tot op heden, maar toch eentje met gemengde gevoelens. Er zat meer in!
Op 1/05 hadden we traditioneel het BK ploegen in Doornik, waar we met de damesploeg van Atriac vice-kampioen werden dankzij de goede samenwerking op de fiets met de Ierse Amy Wolfe en het prima loopwerk van onze jongeren Heleen Adams en Lore Muys. Vier dagen later stond ik aan de start van de ETU Cup in Banyoles (ESP) waar ik in een, naar Continental Cup-normen, stevig deelnemersveld 4de werd. Uit deze wedstrijd kon ik lessen trekken van mijn startpositie op het ponton, die waarschijnlijk oorzaak was van een slechte zwemprestatie, en dat ik een stap vooruit gezet heb in het fietsen. Dankzij het werk van vooral de latere winnares en ik, konden we 3 fietsgroepjes inhalen om uiteindelijk in de kopgroep te belanden. Op een vlot bollend parcours rond het Olympisch roeimeer van Banyoles (Barcelona 1992) maalden we de 40km binnen het uur af. Het lopen was ook al een stuk beter dan in San Diego.
Het BK Mixed Team Relay op 26/05 in Zwevegem was de laatste wedstrijd voor mijn eerste seizoenspiek op het EK. Een ideale trainingsrace tussen 2 trainingsblokken in, waar een verkoudheid me nog wat parten speelde en waaruit ik ook leerde dat ik voor het EK op tijd aan de tapering (rust) moest beginnen. De Team Relay was perfect voor het aankweken van wat snelheid en het oefenen op snelle wissels. Met onze Atriac-ploeg (Koen Veramme, Heleen Adams, Tom Mets en ik) werden we hier ook vice-kampioen.
Ik heb dus voor het EK nog 2 goede trainingsblokken thuis kunnen afwerken en het gevoel op training zat goed in de 3 disciplines. Klaar dus om naar Turkije te vertrekken. De reis was door problemen op de luchthaven vermoeiender dan verwacht en de ochtend na onze aankomst stond ik ook op met lichte hoofdpijn en verschijnselen van een verkoudheid of allergie. ’t Ging toch niet waar zijn, hé?! Ik probeerde me er niet door te laten afleiden en de dag van de wedstrijd was het gelukkig een pak beter. Dankzij een super goede zwembeurt zat ik meteen in een kopgroep van 18 dames, die met 1’28” voorsprong aan het lopen begon. Na 1,5 ronde lopen met een groepje voor brons (waaruit uiteindelijk zelfs de nummers 1 en 2 kwamen), moest ik op de klim lossen en verzeilde ik eenzaam in 6de positie. Vanaf ronde 3 werd ik bijgehaald door nummer 7 en in de laatste kilometer werd het zelfs een langgerekte sprint voor plaatsen 6 tot 8, waarna ik dus 8ste werd. Even was er lichte terleurstelling dat ik die 6de plaats nog had moeten prijsgeven, maar anderzijds wou ik ook genieten van deze prestatie. Het doel was binnen! Ik ben er dan ook enorm blij mee dat ik deze fel beoogde top 8 gehaald heb!
Intussen heb ik nog op 23/06 de Antwerp Triatlon gewonnen voor eigen publiek en op 30/06 mijn Belgische titel succesvol verdedigd in Brasschaat. Beide wedstrijden waren een leuk Belgisch intermezzo waarin ik me, vooral tijdens het lopen, zoals gehoopt niet tot het uiterste heb moeten drijven om de beoogde overwinning binnen te halen. Het seizoen duurt immers nog lang!
De verdere planning van mijn seizoen vinden jullie terug onder de rubriek Kalender en resultaten. Tussen Hamburg en Stockholm ga ik 3 weken op hoogtestage naar Font Romeu om (op korte en langere termijn) uit te testen hoe ik reageer in de wedstrijden na een verblijf op hoogte. Dit post-Olympisch jaar gebruiken we een beetje als testjaar in dat opzicht.
Tot slot wil ik een dankwoordje richten aan mijn begeleidingsteam, mijn ouders & familie, VTDL, Atriac, clubsponsors, Stad Antwerpen, fietssponsor CKT en Addict Store die ervoor zorgen dat mijn prestaties in stijgende lijn zitten. Veel dank hiervoor! Op naar meer: MOVING FORWARD!
Opnieuw Belgisch kampioen!
Intussen is het alweer 2 weken geleden dat ik in Mechelen Belgisch kampioen ben geworden op de kwarttriatlon. Ondanks de voorsprong van een dikke 3 minuten was ik niet erg tevreden over mijn wedstrijd. Het is natuurlijk wel moeilijk om als favoriete aan de start te staan en het gevoel te hebben dat je bij het eventuele missen van de nationale titel alleen maar als grote verliezer zal beschouwd worden. Dus je wil (en mag) die wedstrijd niet verliezen. En misschien heeft dat gevoel mij een beetje de das omgedaan? De dagen voor de wedstrijd leek het wel of ik zenuwachtiger was dan voor de Olympische Spelen. Daardoor geraakte ik moeilijk in slaap en was de kwaliteit van mijn nachtrust wat minder, maar dat kan niet de enige reden van deze mindere wedstrijd zijn. Ik stond niet met dezelfde ‘agressie’ aan de start als voor een ITU-wedstrijd (of zelfs de Zwintriathlon) waardoor ik wat verrast was van de snelle start en direct op achtervolgen aangewezen was. In de eerste meters lag ik te veel rond te kijken om te weten wie waar lag en dat kostte ook te veel snelheid en energie. Ik kwam bovendien nooit in mijn slagritme en kon mijn armfrequentie niet versnellen. Anderhalve week voordien kon ik daar in Knokke bij wijze van spreken nog mee spelen en achterom kijken om eventuele aanvalspogingen van achter mij op te vangen, maar in Mechelen lukte dat niet. Ik voelde me vrij energieloos. Paniek was er niet echt omwille van de achterstand, maar eerder omwille van mijn gevoel. Ik hoopte vooral dat het fietsen en lopen beter zou gaan.
Bart had me gevraagd snel te wisselen en in het begin zo hard mogelijk te fietsen omdat dat in ITU-wedstrijden ook gebeurt en een punt is waarop ik nog moet werken. Dus probeerde ik de achterstand zo snel mogelijk toe te fietsen, wat ook binnen de eerste kilometer gebeurde. Daarna heb ik heel de fietsproef tactisch bekeken: ofwel iedereen aan het werk te krijgen, ofwel een paar keer goed optrekken na de bochten of aanvallen en zien wat er gebeurde. Nadat Jolien Lewyllie en ik de aansluiting bij Sofie Hooghe, Amy Wolfe en Frone Wouters gemaakt hadden, kregen we de trein snel op de rails. Even was er paniek toen Frone het achterwiel van Jolien raakte en viel, waardoor we met vier verder moesten. Af en toe ontspoorde de trein, maar dat duurde nooit lang. Dankzij een goede samenwerking konden we een voorsprong van iets meer dan 3 minuten op de eerstvolgende dames nemen. Top 4 leek voor ons, de volgorde zou in het lopen bepaald worden.
Ik probeerde snel te wisselen, aan een goed tempo het lopen aan te vatten en te kijken wie er volgde. Gemakkelijker dan verwacht, liep ik een comfortabele voorsprong bijeen waardoor ik nooit echt tot op de limiet ben moeten gaan. Ik ben blijven lopen op mijn tempo en in de 2de loopronde kwamen we tussen de mannen terecht, die aan hun eerste loopronde begonnen. Aanvankelijk werd ik vooral voorbijgelopen tot ik op een moment dacht ‘Waarom niet eens proberen aan te pikken?’. Mijn tempo ging een beetje omhoog en ik kon zelfs opnieuw mannen inhalen. Ik kon ook al eens een teken van herkenning of ‘high-fives’ geven aan mijn supporters en genietend naar de finish lopen. Dat verklaart waarschijnlijk wel een trage 37-er op de 10km, maar de titel was binnen en dat was ook wel een opluchting!
Na het BK had ik wel wat twijfels over mijn frisheid en mijn deelname aan de WTS-finale in Auckland (NZL), maar intussen heb ik weer een goede trainingsblok afgewerkt en voel ik me opnieuw fitter. Het lopen was aan een boost toe door een pak minder loopkilometers in de weken na de Olympische Spelen en ik denk dat dit gelukt is! Zaterdag vertrekken we naar het Australische Runaway Bay om de laatste trainingen van het seizoen af te werken alvorens op 20/10 mijn seizoen af te sluiten in Auckland. Nog één keer alles geven en daarna even de riem eraf!
Soms is zwijgen beter dan spreken!
Mijn laatste update dateert intussen al van net na onze trip naar Huatulco en San Diego. Veel te lang geleden dus, maar soms lijkt zwijgen beter dan spreken. Ik heb heel wat reacties gekregen op mijn vorige post, waarin mijn emoties over het missen van de BOIC-norm wat meespeelden. Ik wist immers dat het na de gemiste kans op het EK heel moeilijk ging worden om nog aan de BOIC-norm te voldoen en dat ik ging moeten rekenen op een deliberatie en dus de goodwill van mensen waarvan ik niet wist of ze wel genoeg kennis hadden van triatlon en mijn achtergrond.
Na onze terugkomst van het Amerikaanse continent geraakte ik enorm moeilijk over de jetlag heen. Een jetlag in oostelijke richting is altijd moeilijker te verwerken. Anderhalve week later moesten we echter weer het vliegtuig op naar Madrid voor de laatste Olympische puntenwedstrijd. Achteraf bekeken had ik er, ongeacht deelname, mijn internationale OS-spot niet kwijtgespeeld maar als 4 concurrenten een uitzonderlijke wedstrijd deden, kon dat theorethisch gezien dus nog wel. Doodmoe van de afgelopen wedstrijdperiode en dus de jetlag toch naar Madrid dus. Eens ter plaatse kreeg ik last van een verkoudheid (of allergie). Naast de trainingen heb ik er vooral nog veel proberen bij te slapen. Uiteindelijk zette ik met een 24ste plaats nog mijn beste WTS-prestatie ooit neer, maar ik wist ook dat er met mijn goede EK-vorm meer had ingezeten. Ik zwom goed maar door de toeslaande vermoeidheid was het vanaf de tweede zwemronde afzien. Ik miste net een groepje dat kort achter een kleine kopgroep zat en fietste heel de eerste ronde alleen. Hier maakte ik echter niet dezelfde fout als in San Diego en spaarde ik me om op die stevige Madrileense helling reserve te hebben om aan te kunnen pikken bij de achtervolgende groep. Dankzij een sterke Anne Haug (GER) konden we in de laatste fietsronde nog de aansluiting maken bij de kopgroep. Het fietsen was zwaar en er vielen meerdere slachtoffers door het stevige tempo bergop. Het was dus al een overwinning om er toch nog bij te zijn. De eerste loopronden verliepen moeizaam maar dankzij het omschakelen van een knopje in mijn hoofd, slaagde ik er toch in om terug te vechten van een 32ste naar een 24ste plaats en zo mijn slechtste Olympische puntenresultaat uit te wissen en nog een plekje in de ranking te stijgen.
Na Madrid kwam echter de onzekerheid omtrent het mogen invullen van dat Olympisch startrecht, waar ik 2 jaar met ups en downs voor gevochten had. Juni was een maand van verdediging voor de BOIC-selectiecommissie, uitstel van beslissing met 10 dagen, nog eens uitstel met 4 dagen, een bericht van niet-selectie, overwegen welke stappen te ondernemen om dan een week later toch te horen dat de beslissing (zonder officieel beroep van onze kant) werd omgezet in een selectie voor de OS. Weinig mensen buiten onze vier huismuren, die kunnen inschatten hoe moeilijk de maand juni geweest is. Ik had ook niet de behoefte om openlijk te reageren en zwijgen leek me beter dan spreken. Daarom geen updates op mijn website. Ook nu wil ik daar niet meer te veel bij stilstaan. Ik ben altijd blijven trainen, maar had wel gehoopt frisser uit deze wedstrijdloze periode te komen. In plaats van de batterijen op te kunnen laden, had ik het gevoel dat mijn batterijen eind juni nog leger waren. Jammer, maar het belangrijkste is dat ik naar de OS ben mogen gaan en er zeker niet uit de toon ben gevallen met mijn resultaat. Ik kan alleen maar hopen dat de resultaten van alle gedelibereerden, met o.a. onze zilveren medaillewinnaar Lionel Cox, stof tot nadenken geven!
In de week van mijn ‘tijdelijke niet-selectie’ deed ik op 24/6 nog mee aan de Antwerp Triathlon, een nieuwe organisatie van mijn club Atriac. Ook al had mijn club begrip opgebracht als ik onder de omstandigheden toch niet was gestart, maakte ik er een erezaak van om te winnen en te tonen dat ik me niet zou laten hangen. Ik won met bijna 6’ voorsprong en had bovendien een mooie zwem- en looptijd. De organisatie had jammer genoeg te lijden onder zware regen en koude, waardoor ik in het fietsen geen enkel risico genomen heb.
Op 7/7 deed ik nog eens een GP (sprint) mee met mijn Franse club. In het midden van een zwaar trainingsblok trok ik naar Parijs. Ik denk dat deze wedstrijd net iets te vroeg kwam en ik niet helemaal hersteld was van een energievretende maand juni. Ik had hier tijdens het zwemmen en de eerste fietsronde ook veel last van de koude. Jammer dat ik met een 35ste plaats Charleville niet veel bijbracht voor het ploegenklassement.
Op 22/7 deed ik in Hamburg de WTS (sprint) mee als laatste test voor de OS. Gelukkig verliep daar het zwemmen opnieuw beter. Op een haar na miste ik de kopgroep, die we net niet inhaalden voor T2. Ondanks een mindere loopbeurt door steken, kon ik met een 24ste plaats toch mijn beste WTS-resultaat evenaren.
Op 26/7 vertrok ik naar het Olympisch atletendorp. We deden de openingsceremonie mee en i.t.t. waarvoor veel mensen waarschuwden, kwam ik tot rust in Londen. Ik had goede trainingsfaciliteiten om de laatste week te overbruggen en hoefde verder alleen maar te eten en te rusten. Met mijn 28ste plaats heb ik op mijn waarde gepresteerd. Ik was als 48ste via de Olympische ranking geplaatst voor Londen, dus heb mezelf met 20 plaatsen verbeterd. Ik heb een klein wrang gevoel over het feit dat ik na de laatste boei te lang achter tragere zwemmers bleef hangen en zo op 10-15” na de kopgroep en een mogelijke top 20 gemist heb, maar dat is triatlon. Ik hoop alvast dat ik de kans krijg mij in 2016 te verbeteren! Na mijn Olympische wedstrijd nam ik enkele dagen rust. We bekeken wat andere sporten en zetten een stapje in Londen.
Op 25-26/8 stond in Stockholm alweer de volgende WTS op het programma. Een sprint op zaterdag en het WK team relay op zondag. Ik had sinds mijn wedstrijd op 4/8 niet meer echt gelopen o.w.v. een pijnlijk mediaal sesambeentje (teen), dus het was een groot vraagteken wat ik waard zou zijn in Stockholm. Ik had het meeste vertrouwen in mijn zwemmen omdat het op training goed aanvoelde. De startspots waren echter smaller dan normaal gemaakt, waardoor het van in het begin pompen of verzuipen was. Ik kon amper mijn armen ronddraaien en werd naar het einde toe ondergeduwd. Daardoor kwam ik energieloos in de achterhoede uit het water en door een slechte wissel verzeilde ik in een fietsgroep, die meer dan 1’ verloor op de kopgroep. Met een 22ste looptijd had ik nog wel goed gelopen, maar kwam ik niet verder dan een 34ste plaats.
De volgende dag zette ik mij, als starter voor de team relay, op het startponton op één atlete na uiterst rechts en zwom goed tot aan de eerste boei. Daarna zakte ik wat weg, maar kwam mooi in de groep uit het water en had meer energie op weg naar T1. Helaas kreeg ik mijn helm niet toe en zag ik iedereen vertrekken. Weer zat ik niet in de kopgroep en was heel ons team op achtervolgen aangewezen. We eindigden op een ontgoochelende 20ste plaats (18de land).
Achteraf gezien kwam Stockholm misschien iets te kort na Londen voor mij. Ik begon daarna opnieuw aan een trainingsblok van 2 weken met het oog op het BK op 16/9 en de WTS-finale op 20/10. Lopen werd lichtjes opgebouwd, maar uit voorzichtigheid nog steeds aangevuld met alternatieve trainingen. In de 2de helft van mijn trainingsblok deed ik op 5/9 mee aan de Zwintriathlon, een zware non-drafting wedstrijd in de Vlaamse Polders. Vermits dit niet mijn specialiteit is en ik maar 2x in tijdrithouding op mijn gewone koersfiets getraind had, verwachtte ik mij niet direct aan een knalprestatie. Bart, mijn coach, zei me voor de start nog dat ik me gewoon moest amuseren. Dat gingen we dan ook zoveel mogelijk proberen te doen. Ik kwam als 1ste uit het water en deed een goede T1. Ik kwam als 4de in T2, op de reglementaire 10m na Sofie Goos. Dat vond ik van mezelf al een hele prestatie en dus vond ik maar dat ik nu voluit voor dat podium moest gaan. Ik dacht dat het tussen ons zou gaan voor de 3de plaats, maar dacht even dat mijn wedstrijd er na het fietsen opzat. Mijn loopschoenen stonden niet meer op hun plaats omdat de organisatie ze verplaatst had naar de ingang van de wisselzone. Ik verspeelde hierdoor 15-20” en zag Sofie dus al direct uitlopen, terwijl ik net dacht van mijn basissnelheid gebruik te moeten maken om toe te slaan. Gelukkig kon ik langzaam terugkomen en uiteindelijk finishte ik nog onverwacht 2de na Danne Boterenbrood (NED), die net de OS gemist had maar al meermaals bewezen heeft een goede fietster te zijn. Met de 1ste zwem- en looptijd was ik heel tevreden. Dat ik in het fietsen wat te kort kwam tegen de non-drafting specialisten, was te verwachten. In 2009 verspeelde ik hier nog 5’ en nu was dat al veel minder. Bovendien was ik hier niet specifiek op getraind.
Dit seizoen heb ik nog 2 wedstrijden voor de boeg: het BK in Mechelen (16/9) en de WTS-finale in Auckland, NZL (20/10). Hopelijk kan ik mijn looptraining nog terug wat opbouwen om de laatste loodjes van het seizoen ook succesvol af te ronden!
“Als je je doel haalt, heb je een verkeerd doel gesteld.”
Ik heb even moeten denken wat ik hier zou neerschrijven omdat het gevaar bestaat dat ik door de opgelopen ontgoochelingen een te negatieve kijk op al de dingen geef. Laten we eerst beginnen met de feiten van de afgelopen wedstrijden in Huatulco en San Diego:
Ik ben naar Huatulco afgereisd met lichte twijfels omtrent mijn loopniveau. Op het EK haalde ik een hoog loopniveau maar 2 dagen later kreeg ik pijn in mijn voet, waardoor ik de week tussen het EK en ons vertrek richting Amerikaans grondgebied amper kunnen lopen heb en in die discipline, na een moeilijke winter, nog eens extra training heb moeten missen. Dat was niet goed voor het vertrouwen. Dankzij het werk van de kinesist mocht ik er wel van uitgaan dat ik pijnloos zou kunnen lopen in de komende wedstrijden. En dat is ook het geval geweest.
Na een behoorlijke zwembeurt, waarin ik me tijdens de 2de zwemronde met buikpijn en ‘lege’ benen wat rustiger in het pak gelegd heb, had een groepje van 7 atleten al een merkwaardige voorsprong opgebouwd. Met zwemtijden waarin zij in het mannenveld absoluut geen bijrol gespeeld zouden hebben, slaagden ze erin een mooie voorsprong uit te bouwen. Aangezien geen van hen bij de echte toplopers behoorde, hadden ze alle baat bij een goede samenwerking op de fiets. Het feit dat in onze groep nog eens alle dames zaten, die elkaar in het oog moeten houden voor de Olympische ranking, zorgde ervoor dat iedereen naar elkaar keek en niemand wilde werken op de fiets. We verloren alleen maar tijd op het vlakke deel van het parcours en dit speelde in de kaart van het kopgroepje. Ik was er in de eerste fietsronde zelfs in geslaagd om na een stop om het slotje van mijn helm goed vast te doen (wat niet goed zat na T1) terug aansluiting te vinden bij de groep. Het werd in onze groep dus een spelletje van poker spelen en zo goed mogelijk krachten te sparen op de zware helling (24%) die we 8x over moesten. Na een niet al te beste T2 kon ik toch aansluiting maken bij een groepje met mijn Olympische concurrenten. Ik had wat schrik van het loopparcours met in elke ronde een helling die 2x bedwongen moest worden. De combinatie van weer wat buikpijn met de Mexicaanse hitte en vochtigheid zorgde ervoor dat ik (te) voorzichtig van start ging en enkele dames liet weglopen, waardoor ik op een moment in 16de positie liep. In de laatste ronde knokte ik mij met bij voorsprong de snelste rondetijd van heel het deelnemersveld nog naar een 10de plaats (met alweer een fotofinish voor 9, 10 en 11) en deed ik daarmee een heel goede zaak voor mijn Olympische ranking. Tevreden over dit laatste en de manier waarop ik tegenstandsters, die mij er vorig jaar afliepen in de laatste ronde, nu te grazen neem. Anderzijds stak het streven naar de BOIC-norm (top 3) hier in schril contrast met het veilig stellen van mijn internationale OS-startplaats. Moest ik voluit gaan voor die top 3 en alles geven op de fiets met het risico mijn OS-spot te verliezen of eerder mee pokeren en mijn dichtstbijzijnde concurrenten in het oog houden? Omdat je zonder internationale startplaatst niets bent, heb ik dit laatste gedaan en alsnog de 3de looptijd neergezet, maar het brengt mij geen stap dichter bij die nationale norm.
Amper 5 dagen en 1,5 reisdag later stond ik aan de start in San Diego, maar het verhaal was er snel afgelopen: mijn wedstrijd was gedaan na 1,5km zwemmen en 500m fietsen. Ik had een goede zwembeurt en heb getoond dat ik zonder onsportieve tegenstanders een goed zwemniveau haal. Waar ik vorige jaren 50-60” achterstand opliep, was dit nu beperkt tot 39” (waarbij enkele toppers zelfs het voordeel hadden om, door grote verschillen in diepte, 5m verder te kunnen lopen in het water en zo een grote voorsprong konden nemen). Dankzij die goede zwempositie, waarbij ik kort achter Olympisch kampioene Emma Snowsill (AUS) zat, kon ik snel postvatten in een goede groep en zelfs veel toppers achter mij laten. Helaas schoof in een bocht kort na T2 iemand voor mij onderuit. Door haar te ontwijken, kwam ik net te kort om een middenberm bij een wegversmalling uit de weg te gaan. In een mum van tijd lag ik op de grond aan de andere kant van die berm, pakte ik mijn fiets en drinkbus en stond ik terug recht. Wat er dan – buiten een enorme klap voor je moral – in je omgaat, weet ik niet maar helder nadenken zit er dan niet meer in. Ik maakte de grootste fout om direct alles op alles te zetten om mijn groep nog in te halen maar na iets meer dan een ronde het volle pond gegeven te hebben, kwam ik krachten te kort om net op de helling van een brug aan te pikken bij de volgende groep die later nog bij mijn oorspronkelijke groep geraakt is (misschien ook niet genoeg hersteld na Huatulco). Een tactische blunder! Enkele rondes later verzeilde ik moegestreden in de, op een paar enkelingen na, laatste fietsgroep. Ik stond ervan versteld hoeveel goede namen hier alsnog in zaten, waarvan ik mooi afstand had genomen in het zwemmen. Maar met een grote groep voorop en een achterstand die alleen maar oploopt, wist ik dat ik niet beter meer kon doen dan top 30 wat nodig was om mijn Olympische ranking te verbeteren. In het lopen had ik, ondanks weer een mooi inhaalmanoeuvre in de laatste ronde, dan ook de moral niet meer om te vechten voor een plaats in de achterhoede. De valpartij heeft al bij al de schade beperkt gelaten: een paar kleine schrammetjes, een pijnlijke arm, schouder en nek, een stevig geblokkeerde rug en heup, een gescheurde velg van mijn achterwiel, een verloren zonnebril én geen verschuiving in de Olympische ranking!
Nu krijg ik de laatste tijd veel vragen of ik nog kans maak op de Olympische Spelen en eigenlijk wil ik die vraag liever uit de weg gaan! Overal waar ik kom gaat het over Londen en dat maakt het er niet gemakkelijk op. Ik besef immers dat ik het niet meer in eigen handen heb. In theorie zou ik met een top 8 op 26/5 in Madrid (of afhankelijk van deelnemersveld top 3 op 17/6 in WC Banyoles) aan alle (BOIC-)normen voldoen, maar ik besef ook dat dit heel hoog gegrepen is en dat mijn lot hoogstwaarschijnlijk in handen van de BOIC-selectiecommissie zal komen te liggen. Dit is frustrerend omdat je afhangt van de ‘goodwill’ van andere mensen, waarvan je weet dat ze heel hard en streng kunnen zijn. Ik las in Het Nieuwsblad ook dat het BOIC bij deliberatie “jongere atleten in de regel voorrang geven aan oudere atleten”. Maar wat bedoelen ze daarmee? In triatlonleeftijd ben ik immers nog maar een groentje en ik ben, als je het zo bekijkt, één van de jongste atleten (of zelfs de jongste) die er in België in zijn/haar sport rondloopt.
Ik hoop dat ik in mijn ontwikkeling als triatleet geen stappen overgeslagen heb! Vanaf mijn eerste triatlonjaar in 2008 werd er over Londen gesproken zodanig dat ik er het laatste 1,5 jaar ook stilaan in begon te geloven. Iedereen zag mij in Londen, maar misschien had ik beter van in het begin Rio 2016 als doel gesteld zodat Londen bij een eventuele selectie eerder een kans zou geweest zijn om extra ervaring op te doen, die ik net als Kathleen Smet in 2004 zou kunnen meenemen voor een knalprestatie in mijn (eventuele) 2de Olympische deelname.
Anderzijds las ik onlangs een quote van volleycoach Vital Heynen: “Als sporter mag je je doelen niet te laag stellen. Als je je doel haalt, heb je een verkeerd doel gesteld.” Misschien is het feit dat ik zo dicht bij de BOIC-norm gekomen ben eerder een succes dan een ontgoocheling. Elke prestatie die ik neerzet, wordt tegenwoordig door iedereen afgetoetst aan die BOIC-norm en dan lijkt plots niets meer goed. Terwijl ik tot op vandaag, ondanks een tekort in looptraining, een super seizoen meemaak! Ik stond na Huatulco 34ste op de ITU-ranking (= wereldranking Olympic Distance!). Bovendien heb ik de laatste wedstrijden, waarin het om de knikkers ging zelfs veel pech gehad met dingen die ikzelf niet in de hand had. Triatlon is geen sport waarin je zoals zwemmen of sommige atletieknummers in je eigen baantje alles zelf in de hand hebt. Een Ierse ploeggenote bij Atriac verwoordde het als volgt: “Katrien, congrats with the recent racing, you are racing very strong…having a little bit of misfortune but you are dealing with it really well and that’s a great fighting spirit!” Dat is fijn om te horen, net zoals bijna iedereen zegt dat “als het BOIC slim is, ze mij moeten meenemen naar Londen”. Maar het brengt me nu geen stap verder, er is maar één stem die telt…
0,15%
Ik moet er geen doekjes om winden: ik ging naar het EK in Eilat om de BOIC-norm voor de Olympische Spelen in Londen te halen en dit is op 12” na niet gelukt. Vooral de manier waarop is voor mij nog het meest ontgoochelende, want ik was top 8 waard. Triatlon is echter geen strijd tussen jezelf en de klok, maar ook (soms letterlijk) een gevecht met je tegenstrevers. Dan spreek ik over het voortdurende getrek in het zwemonderdeel. Dat heb ik sinds ik internationaal actief ben al meermaals ondervonden, maar vandaag was het echt wel een dure trek aan mijn schouders.
Met startnummer 11 had ik de kans om mij tussen de toppers te zetten tijdens de line up. Het doet je dan wel iets als je tussen Nicola Spirig (SUI) en Carole Péon (FRA) kan gaan staan. Iedereeen weet dat de 300-tal meters tot aan de eerste boeie heel cruciaal kunnen zijn. Met deze gedachte begon ik goed aan de wedstrijd en zwom mij zelfs vooraan in de groep der favorieten. Enkel Helle Frederiksen (DEN) moest ik voor mij dulden en ik zwom dan ook in haar voeten naar een mooie uitgangspositie. Toen ik na de eerste zwemronde Ainhoa Murua (ESP) vlak voor mij zag, wist ik dat het goed zat en dat ik deze positie moest vasthouden. Dat bleek goed te lukken, want ik kon vrij gemakkelijk mee in de voeten blijven zwemmen. Helaas kwam daar een einde aan toen iemand mij aan mijn schouders naar achter trok. Daardoor ontstond er een gat van 1-2m dat ik, na nog een portie gebots en getrek, wel constant kon houden. Intussen was wel het contact met de kopgroep weg en kwam ik in de tweede fietsgroep terecht, waarin nooit een goede samenwerking tot stand kwam. De achterstand op de kopgroep, waar intussen al redelijk wat volk had moeten lossen vanwege het verschroeiende tempo op de helling, bleef lang constant rond 1’. Ik wist dat ik niet mocht panikeren en dat alles nog mogelijk was. Zonder er ons van bewust te zijn, is de achterstand in de laatste fietsronde echter nog opgelopen tot 1’52”. Gewoon omdat er geen samenwerking was en iedereen al met de gedachten bij het lopen zat. Ik kon me op het einde zelfs vrij gemakkelijk naar de kop van de groep fietsen zodat ik als tweede de wisselzone inging en er als eerste uitgelopen kwam. Misschien wisselde ik vanuit tactisch oogpunt iets te snel omdat in de eerste 200m de wind op kop stond en enkele tegenstanders ervan mooi gebruik maakten om in mijn voetsporen uit de wind te gaan lopen om dan bij het afslaan van de bocht van mij weg te lopen. Hun tempo kon ik toen niet volgen, maar in de volgende looprondes kreeg ik een beter loopgevoel en kon ik me nog naar voren werken. Uiteindelijk strandde ik op 12” van de beoogde top 8, dat is een aandeel van 0,15% op mijn eindtijd van 2u10’. Ik kwam een aantal keer dicht bij die BOIC-norm maar kwam telkens net iets te kort tegen toppers die al jaren met deze sport bezig zijn: 47” EK Pontevedra, 58” WC Tiszaujvaros en op de WC van Monterrey (die weliswaar niet meetelt voor het BOIC maar die ik toch heel hoog inschat) eindigde ik op amper 29” van het podium.
Oorspronkelijk kwam ik als 10de in de uitslag van het EK omdat mijn timing chip rond de enkel in een sprintfinish met Carole Péon (vice-Europees kampioen 2010) eerst over de registratiemat ging, maar later werden we op basis van de fotofinish, waarbij gekeken wordt naar de borst, van plaats omgewisseld in de uitslag. De verantwoordelijken van de Europese Triathlon Unie (ETU) zegden letterlijk dat het verschil tussen ons beiden een A-cup was. We eindigen wel beiden in dezeflde tijd, maar ik ben 11de geworden. Dat maakt het nog net iets minder leuk! Anderzijds had ik zo’n sprint vorig jaar al verloren op 500m van de meet of waarschijnlijk zelfs nog vroeger op het moment dat Péon op 3km van de aankomst 10m van mij wegloopt. Dat maakt dat ik wel positieve punten in mijn wedstrijd zie, wat me dan toch een klein beetje opfleurt. Maar toch… ik loop sneller dan de atlete op de 4de plaats en had een dikke minuut trager mogen lopen voor een 8ste plaats als ik mee was in de kopgroep en… dat zat erin!
Wat nu? De moed gaan samenrapen om toch mijn internationale spot te verdedigen en misschien toch nog aan de BOIC-norm te voldoen. Het wordt moeilijk en een jaartje extra triatlonervaring en –training hadden mij quasi zeker op de OS gebracht. Ik maak immers nog ieder jaar een mooie progressie en denk zelfs dat het lopen dit jaar nog beter kan doordat ik in de winter toch 5 cruciale loopweken heb moeten missen met een blessure. Jammer dat het EK zo vroeg viel dit jaar! Maar zolang ik progressie blijf maken, ligt mijn toekomst in het triatlon!
Tot slot wil ik iedereen bedanken die mij voor en na de wedstrijd een bericht heeft gestuurd. Ik heb ze niet allemaal persoonlijk kunnen beantwoorden. De algemene trend is echter heel positief en dit geeft aan dat veel mensen in mij geloven en steeds achter mij staan. Ik weet voor mezelf dan wel niet goed hoe ik dit EK-resultaat moet plaatsen, maar uit de reacties leid ik af dat ik tevreden moet zijn. En toch… ik blijf op zoek naar die kers op de taart!
Scenario 1: juiste keuze gemaakt!
Eind maart en ik heb mijn derde wedstrijd van het seizoen er al opzitten. Ik had nooit gedacht dat ik zo vroeg op het seizoen met zo’n voldaan gevoel zou kunnen terugkijken op de afgelopen wedstrijden. Toen we mijn wedstrijdprogramma opmaakten, moesten we kiezen tussen ‘Scenario 1’ met 3 Continental Cups of ‘Scenario 2’ met één of maximum twee Continental Cups en een World Cup in Australië. Bart en ik hadden altijd al het beste gevoel bij ‘Scenario 1’ maar je zit altijd met twijfels van ‘Wat als…?’ Na veel wikken en wegen volgden we ons buikgevoel en gingen volop voor een goede ITU-ranking ten koste van een World Cup waar Olympische punten te verdienen waren. Vermits ik nog twee wedstrijden mag laten meetellen en nog vier Olympische puntenwedstrijden kan doen, heb ik sowieso nog twee wedstrijden over om mijn zwakste resultaten uit te wissen. Bovendien kan je met een goede ITU-ranking in aanmerking komen voor de Olympische ‘European new flag’-spot. Die gaat naar een atleet van een land dat nog geen Olympische spot heeft én het hoogst op de ITU-ranking (niet de Olympische!) staat. Ik kom nog altijd in aanmerking om via de Olympische ranking mijn spot te verdienen en omdat je de ‘new flag’ op één enkele wedstrijd kan verliezen, gaan we ook voluit voor de Olympische ranking. Om daarvoor te gaan, moet ik echter ook op de startlijsten van de World Triathlon Series (WTS) en World Cups in mei geraken. En daarvoor heb je een goede ITU-ranking nodig. Dus… cirkeltje rond: we gingen voor het minste risico en het meeste zekerheid met de drie Continenal Cups. Dankzij mijn 2de plaats in Kaapstad (62ste op ITU-ranking) pakte ik de ‘new flag’ al en door mijn 3de plaats in Port Elizabeth (46ste op ITU-ranking) verstevigde ik deze positie.
Op 31/3 deed ik nog mee aan de ETU Cup in Quarteira (Portugal), mijn laatste wedstrijd als voorbereiding op de belangrijke wedstrijden. Aangezien dit de Europese seizoensopener was en enkele toppers dit als de ideale voorbereiding voor het EK of de WTS van Sydney zagen, stond er een stevig deelnemersveld aan de start. Ik stelde een evenaring of verbetering van mijn 8ste plaats van 2011 (en stiekem een top 5) als doel.
De trainingen vooraf verliepen goed, maar de combinatie van de Portugese golven die mij niet lagen, de koude en de regen in de dagen voor de wedstrijd brachten mij wel aan het twijfelen. Toen een uur voor de wedstrijd de zon begon te schijnen en het parcours opdroogde, gebruikte ik dit als mentaal pepmiddel. Ik maakte mezelf wijs dat de zon speciaal voor mij kwam! 😉
Het zwemmen leek bij momenten niet op zwemmen, maar eerder op overleven in het woelige water. Na nog een schoolslagkick in mijn nek en wat getrek van een Spaanse verloor ik een beetje tijd in de 2dezwemronde, maar ik kwam toch nog in goed gezelschap uit de wisselzone. Eens op de fiets vormden we een groep in achtervolging op een kopgroep van vijf, een klein groepje van drie en nog eens twee dames. Onze groep bleef voortdurend op dezelfde afstand van de kopgroep hangen, maar kon wel de twee kleine groepjes opslorpen waardoor we met 13 op 1’ achterstand op het leidende kwintet binnenkwamen in T2.
Aileen Morrison (IRL) vloog de wissel uit, maar ik slaagde er (met wind tegen) vrij gemakkelijk in om tot bij haar te geraken. Ik moest me zelfs even inhouden en twijfelde wat ik zou doen: achter haar blijven of doorgaan op mijn tempo. Aileen en ik kennen elkaar van enkele gezamenlijke trainingsstages en toen ik even over haar ging, spraken we af dat we zouden samenwerken door elk om beurt op kop te lopen. Lang heeft dit niet geduurd omdat Aileen bij het keren in de andere richting een gaatje sloeg op mij. Als snel bleek echter dat we gemakkelijk drie van de vijf koplopers zouden inlopen. Dit gebeurde zelfs nog in de 1ste van vier looprondes. Door de ervaring met Aileen wist ik wel meteen waar mijn sterke punten lagen: wind tegen lag mij beter! Toen ik merkte dat Irina Abysova (RUS) alsmaar dichterbij kwam, maakte ik daar dan ook gebruik van. Abysova kwam over mij na 2,5 rondes maar ik klampte aan en moest me zelfs wat inhouden om niet direct terug over haar te gaan. Toen bleek dat ik op een kleine afdaling sneller liep, had ik twee plaatsen waar ik naar het einde toe kon toeslaan. Bij het ingaan van de 4de ronde hadden we wind tegen. Ik wist dat ik ofwel de kop aan haar moest laten, ofwel een gaatje moest pakken om haar niet de kans te geven achter mij te schuilen. Ik koos voor optie 2 en had ook een gaatje, maar niet groot genoeg. Abysova boog wel, maar kraakte niet. Vervolgens liet ik de kop weer aan haar om toe te slaan op sterk punt 2. Helaas… net voor de kleine afdaling op zo’n 400m van de finish kreeg ik een enorme steek in mijn middenrif waardoor ik gas terug moest nemen en Abysova wegliep van mij. Ineens maakte ik me meer zorgen over het behoud van de top 5 in plaats van te vechten voor de 4de plaats. Maar even snel als de steken opkwamen, verdwenen ze weer en vond ik mijn tweede adem. Ik voelde me ineens zo fris dat ik opnieuw aan de 4de plaats dacht en in de achtervolging op Abysova ging. Ze keek zelfs opnieuw achterom, maar de finish lag intussen iets te kort bij om haar opnieuw in te halen. Top 5 behaald, maar met een gevoel dat de 4de plaats haalbaar was. Maar goed, een wedstrijd is een strijd met je tegenstanders en je lichaam.
Dankzij dit resultaat klim ik naar de 44ste plaats op de ITU-ranking en moet er al heel wat gebeuren als ik de startlijsten van de belangrijke wedstrijden niet haal. De keuze voor Scenario 1 was dus de goede keuze! De volgende wedstrijden staan volledig in het teken van plaatsing voor de Olympische Spelen. Het wordt een zware klus maar om af te sluiten met een quote van Michael Jordan: ‘I can accept failure (wel euh…). Everyone fails at something. But I can’t accept not trying!’
Opdracht 2 volbracht!
Intussen ben ik alweer een aantal dagen thuis van Port Elizabeth en wordt het weer eens tijd om een verslag te schrijven over de afgelopen wedstrijden. Inderdaad wedstrijden, meervoud dus. Ik heb na de wedstrijd in Kaapstad nog een rustweekje gehad, dat ik met een stevige verkoudheid en bijhorende vermoeidheid zeer goed kon gebruiken. Daarna was het alle hens aan dek voor 2 trainingsweken van het kaliber dat ik nog maar zelden gehad heb in mijn triatlonleventje. Aan het einde van die 2 weken was ik dan ook heel vermoeid, maar wel voldaan omdat de trainingen allemaal goed verteerd waren. Ter afsluiting deed ik (door de zware trainingsweken) met weinig ambities mee aan het BK veldlopen in Oostende. Tot mijn grote verbazing behaalde ik daar een betere uitslag dan vorig jaar na een rustweek: 11de tegenover 16de in 2011. Moe maar heel tevreden ging ik huiswaarts om mijn bagage te maken voor de eerste Olympic Distance race van het seizoen. Net als een maand voordien in Zuid-Afrika, maar nu in Port Elizabeth.
Omdat Jul met de andere triatleten in Australië zat en Bart omwille van zijn job in het onderwijs niet meekonden, had ik de eer om Gerrit Schellens als begeleider mee te krijgen. Gerrit heeft 2x de Ironman van Port Elizabeth gewonnen en kon mij ter plaatse perfect wegwijs maken. In ons guest house werden we enorm goed ontvangen en er hadden al meerdere toptriatleten en winnaars van de IM Port Elizabeth gelogeerd. Wat moet je meer hebben om je goed te voelen?
Het weer was wisselvallig met veel wind en stevige golven in de zee. De parcoursverkenningen van zwemmen en fietsen deden het ergste vermoeden: dankzij een stevige golf was ik mijn badmuts kwijt en werd ik tegen de oceaanbodem geknald en tijdens het fietsen toch maar een beetje beschutting gezocht in Gerrit’s flank ;-p Gelukkig voorspelden ze voor de wedstrijddag beter weer: zonnig, warm en wat minder wind. Dankzij de schoonzoon van onze gastvrouw (zelf ook een fietser) wist ik ook perfect hoe de wind op het parcours stond. En ik had ook meteen enkele Zuid-Afrikaanse supporters.
Zwemmen bestond uit 2 rondes in zee. Doordat de line-up zeer amateuristisch gebeurde, stonden er meer atleten aan de zijkant links van mij dan in een normale ITU-wedstrijd zou toegelaten zijn. Doordat ik ingesloten werd, trok mijn beach run op niets. De eerste golf nam ik dan ook nog eens slecht en meteen lag ik aan de rechterkant van het pak, waardoor ik later veel te ver rond de boeien moest zwemmen en tijd verloor. Bij het ingaan van de tweede zwemronde zag ik al dat mijn positie niet goed was en bovendien kreeg ik weer een golf te verwerken, die me enkele meters terug naar af en tegen de bodem slingerde. Het gevolg wat dat mijn trisuit op mijn rug een hoop water had gepakt, waardoor de rits loskwam en ik verder moest zwemmen met een open pak. Doordat het water net de temperatuurslimiet voor wetsuit swim overschreed (20,5°), kreeg ik het bovendien enorm koud. Ik zag het even niet meer zitten, maar ik kon er niets aan doen en mocht niet opgeven. Je weet immers nooit hoe de wedstrijd verder verloopt. Ik sprak mezelf moed in dat ik warm zou krijgen door sneller te zwemmen en aan dat open pak probeerde ik ook niet te denken. Gerrit en ik hadden achteraf het gevoel dat onze groep in de tweede ronde toch wat terug dichter gekomen is. Zwemmen in zee blijft echter een loterij en kan eigenaardige wendingen aannemen.
Eens uit het water liep ik zo snel mogelijk naar de wisselzone en zag nog net enkele atletes vertrekken, waar ik bij moest zitten. Ik heb zo’n 3km afgezien om in de eerste achtervolgende groep te geraken en het is gelukt. Nu moesten we nog zien samen te werken om de 2 koplopers in te halen. Het was geen gemakkelijke opdracht om organisatie in de groep te krijgen en uiteindelijk werkten vooral Sarah Fladung (GER) en ik om het gat te dichten. Eens dit gelukt was, liet ik het werk aan de anderen over. Ik had mijn job gedaan en er was genoeg geprofiteerd door de anderen. Ik had bovendien geen schrik van lopers in de achtervolgende groep. Er werd bij momenten dan ook aan een ‘gezellig’ tempo verder gereden met af en toe de nodige tempoversnellingen van mensen die de betere lopers er toch af wilden krijgen. Dit was bij momenten een zeer vijandige bedoening van enkele atleten, maar mij hebben ze er niet afgekregen.
Met een groepje van zo’n 10 atleten kwamen we de wisselzone binnen. Even was ik wat verward doordat er een ander zwembrilletje in mijn bak lag. Dan bleek dat mijn bak langs de andere kant stond, maar daar lag al een helm in. Uit schrik voor een penalty van 15” heb ik toch mijn helm naar de juiste bak verlegd, maar ik hoopte dat ik niet gestraft zou worden voor de zonnebril die voor mijn bak beland was maar niet van mij was. Ik denk dat de African Triathlon Union (ATU) hier echter een aantal zaken door de vingers gezien heeft, maar op de World Cups en World Series zouden hier zeker penalties voor gegeven zijn. Maar goed, ondanks de verwarring was ik nog redelijk vooraan weg uit de wisselzone. Carlyn Fischer (RSA) was als een speer weg en Gillian Sanders (RSA) vloog er achteraan. Ik dacht dat we hen kwijt waren, maar dan kwam Kate Roberts (RSA) op en over mij en kon ik in haar zog mee aansluiten. Zo vormden we een kopgroepje van vier dat samenbleef voor ¾ van het loopparcours. Ik voelde me een beetje ‘raar’ tussen 3 Zuid-Afrikanen en wou een volledig Zuid-Afrikaans podium vermijden. Een 4de plaats leek me zo ondankbaar. Bij het ingaan van de laatste ronde plaatsten Sanders en Fischer een versnelling en toen zei mijn intuïtie dat ik moest proberen mee te gaan om Roberts eraf te lopen. Dit is vervolgens ook gelukt. Ik kon zelfs een klein gaatje op Sanders en Fischer terug dichtlopen tot we rekkertjes moesten aannemen, die aangaven hoeveel rondes we gelopen hadden. Doordat ik in 3de positie liep, moest ik hier even afremmen en ontstond er aan gat dat ik niet meer toegelopen kreeg.
Ik werd dus 3de en nam zoveel ITU-punten mee naar huis, die me van de 70ste naar de 46ste plaats op de ITU-lijst brachten en wat meer zekerheid bieden om binnenkort te gaan strijden voor Olympische punten. Opdracht 2 van het seizoen volbracht!
What doesn’t kill you, makes you stronger!
Voilà, de titel van deze blog geeft mijn levensmotto van de laatste maanden weer. Bij het schrijven van mijn vorige blog, was ik super gemotiveerd en optimistisch. Ik had er een inspirerende BOIC-stage opzitten en, ondanks een bewust geleidelijke loopopbouw en nog maar weinig loopvolume, deed ik midden november een looptest die beter was dan in januari 2011. Daar had ik echter niet lang genot van, want daags nadien kreeg ik last van mijn achillespees. Een blessure die me aanvankelijk 3 weken, maar uiteindelijk 5 weken loopstop zou opleggen en ook het fietsen 3 weken op een laag pitje zette. Kortom: niet bemoedigend voor een triatleet in voorbereiding op een Olympisch jaar. Gelukkig waren Maarten (kiné) en Vincent (dokter) daar met de bemoedigende woorden dat ik er sterker zou uitkomen en Bart (trainer) die mijn gedachten dat het een teken van mijn lichaam was dat ik te vroeg in vorm zou komen, mee bijtrad en af en toe herhaalde. En zo spreek ik mezelf moed in met ‘What doesn’t kill you, makes you stronger!’ bij elke tegenslag, die niet fataal is. Alle extra oefeningen die gedaan moeten worden om blessures te genezen en te voorkomen, vragen veel discipline maar het helpt me door dat ene zinnetje in mijn hoofd te herhalen en er dan ook echt in te geloven om verder te doen zoals het moet om vooruitgang te boeken.
1/1/2012: een nieuw jaar, een nieuw begin. Zo ook in mijn looptraining. Voor het eerst in mijn leven deed ik een echte Start2Run, waarbij ik het lopen met wandelintervals opbouwde tot 30’. Zonder reactie van mijn achillespees kon ik met de nodige voorzichtigheid het lopen beginnen opbouwen om in de laatste trainingsweek voor mijn eerste triatlon op 19/2 tot een aanvaardbare 50km te komen. Mijn 2de plaats in het PK veldlopen op 5/2 was goed voor het vertrouwen, vooral omdat ik er een goed loopgevoel had. Maar wat zou een triatlon zo vroeg in het jaar geven? Lopen in een triatlon is toch anders. En zou ik nog wel mijn mannetje kunnen staan in een sprinttriatlon? Misschien was dit laatste op dit moment wel in mijn voordeel?
Met de nodige vraagtekens vertrok ik dus naar Kaapstad. Ik keek vooral uit naar het goede weer en hoopte dat de zon en het weerzien van de concurrentie mijn ‘race mode’ zouden aanwakkeren. Want ook dat was een vraagteken: kon ik me in februari al in mentale wedstrijdmodus zetten?
Blijkbaar allemaal overbodige vraagtekens: ik werd 2de in deze African Cup (= Afrikaanse ETU-versie) en kwam met een hoop ITU-punten naar huis. Dat was de enige reden waarom we zo vroeg de triatlonstrijd aangingen. Opdracht volbracht dus, want ik kon een sprong van 25 plaatsen maken in de ITU-lijst. Dit bracht me van 87 terug naar 62.
De wedstrijd zelf verliep, gezien mijn beperkte loopkilometers, perfect voor mij. Opstaan om 4u45 is niet mijn ding, maar ik heb al eerder gemerkt dat veel afhangt van hoe je met zo’n dingen omgaat en voelde me wakker genoeg om er meteen in te vliegen. Tijdens het zwemmen kon ik me op geen enkel moment oriënteren omdat de boeien onzichtbaar waren door ofwel de golven, ofwel de zon. Ik volgde de raad van Jul (VTDL-coach) goed op door mooi in de groep te blijven en gewoon te volgen zonder ook maar een glimp van een boei op te vangen. Ik verloor wat tijd bij het uitlopen van het water maar dankzij een sterke wissel en 1ste fietskilometer kon ik als laatste nog aansluiting maken bij de kopgroep die al goed aan het ronddraaien was toen ik de laatste meters nog moest dichten. Eénmaal ik de groep bereikt had, zat even bekomen er niet in. Ik werd onmiddellijk in de samenwerking opgenomen en moest ook vrijwel onmiddellijk vooraan postvatten. Ook later tijdens het fietsen, vroeg ik me af wanneer ik in hemelsnaam mijn benen wat recup zou kunnen gunnen voor het lopen want het bleef bij momenten echt afzien. Omdat er duidelijk blijk van samenwerking was, had ik er echter geen problemen mee om te blijven meewerken. We hadden allemaal een gemeenschappelijk belang: de goede lopers uit de 2de fietsgroep met o.a. vice-Europees kampioene Vendula Frintova (CZE) op achterstand houden. Op 20km bouwden we dan ook 2’ voorsprong op. Ik kwam als eerste de 2de wissel uit en kreeg snel gezelschap van Carlyn Fischer (RSA) en Ricarda Lisk (GER). Na 1,3km jumpte Fischer achter mijn rug uit en plaatste een versnelling, waarop ik niet direct een antwoord had. Aangezien we nog steeds in wintertraining zitten, is dit misschien niet onlogisch. ‘Finetunen’ moet pas later gebeuren!
Uiteindelijk finishte ik 2de met 15” achterstand en was ik heel tevreden! In normale omstandigheden zou ik minder tevreden zijn met een 6de looptijd, maar nu trek ik me daaraan op. Onze groep had bovendien veel energie gebruikt om op slechts 20km 2’ voorsprong op te bouwen en is verdiend top 7 geworden. Respect en dank aan heel ons groepje! Ieder heeft zijn werk gedaan.
BOIC-stage als extra boost voor 2012!
Intussen ben ik al een aantal weken de trainingen terug aan het opbouwen en heb ik ook mijn eerste stage al achter de rug. Dit was geen traditionele triatlonstage, maar een multidisciplinaire stage met het Belgisch Olympisch en Interfederaal Comité (BOIC) waarvoor ik eind juli een uitnodiging in de bus gekregen had. De meeste atleten die kans maken op een Olympische selectie in 2012 waren hier aanwezig. Uiteraard was ik vereerd met deze uitnodiging. Ik keek er bijgevolg ook enorm naar uit om op Lanzarote in Club La Santa te gaan trainen met 120 Belgische topatleten, waarvan sommigen heel bekend en anderen minder bekend.
Omdat mijn eigen coach omwille van professionele verplichtingen niet meekon, had ik de eer begeleid te worden door niemand minder dan Luc van Lierde. Dit alles maakte dat ik op zondag 6/11 een beetje onwennig richting Zaventem afzakte. Ter plaatse sliep ik met ex-zwemclubgenote Kim Janssens, wat het allemaal een beetje vertrouwder maakte. Zo konden we alleszins samen op ontdekkingstocht in Club La Santa. Na de vanzelfsprekende contacten met de zwemmers en de fietstrainingen met de roeiers & kayakkers leerde ik iedere dag andere sporters kennen. We waren allemaal geïnteresseerd in de ander zijn sport en streven allemaal datzelfde doel na: schitteren in Londen! Dag na dag werd door presentaties, team building activiteiten, onderlinge gesprekken en een excursie een team gevormd, waarvan iedereen in juli/augustus 2012 deel wil uitmaken. Deze stage heeft bij mij dan ook het effect niet gemist en op zondag 13/11 ging ik huiswaarts met een geweldige motivatie om er alles aan te doen om erbij te zijn in Londen!
Dankzij Sporza heb ik trouwens een mooie herinnering aan deze Olympische stage. Ik had de eer om, samen met 4 andere atleten, voorgesteld te worden in een reportage die werd uitgezonden op zondag 20/11. Voor de mensen die het gemist zouden hebben, is deze reportage te herbekijken op http://www.sporza.be/cm/sporza/videozone/MG_sportnieuws/MG_ander_nieuws/1.1158365. Ik had de eer om als 2de, na Olympisch kampioene Tia Hellebaut, aan het woord te komen vanaf 4’05”.